I. omspande, h. omspannen (1 omvatten, omsluiten met de vingers; 2 spannend omgeven):
1 kunt gij die knuppel omspannen?
2 een enge pantalon omspande zijn benen;
II. spande om, h. omgespannen (anders spannen; paarden van plaats doen wisselen voor een wagen, koets enz.).