m. olifanten (o.-Fr. olifant, Lat. elephantus [Gr. elephas = ivoor]: 1 dierk. slurfdragend, veelhoevig dier; Lat. elephas indicus en loxodon africanus; 2 ivoren krijgshoorn, inz. van den paladijn Roeland; 3 zwaar. log mens):
1. jacht op olifanten; tamme olifanten;
2. Roeland, bij Ronceval in nood, blaast op zijn olifant om Karel ter hulp te roepen;
3. wat een olifant! een salonolifant; verkl. olifantje, oneig. soort van a) avondvlinder, b) snuitkever.