Fr. oblat, Lat. oblatus = de opgedragene,
1. m. oblaten (jongeling, die in een klooster wordt opgevoed, met het doel dat hij later in de orde zal intreden; lid ener godsdienstige stichting, die geen belotte heeft afgelegd; rechtst. de aangezochte, degene, tot wie(n) een aanbod is gericht);
2. v. oblaten (oblie, ouwel; gevrijde hostie).