naaide, h. genaaid (1 met naald en draad werken; 2 door naaien iets aan, op, in iets anders vastmaken; 3 door naaien iets helen, de delen aan elkaar bevestigen; 4 door naaien iets maken, dat niet bestond als zodanig):
1. leren naaienen breien;
2. goudstukken in de zoom naaien; een knoop aan de jas naaien;
3. een wonde naaien; een boek naaien;
4. jurkjes naaien.