Fr. cardinal, Lat. cardinalis,
1 m. kardinalen (hoge, pauselijke waardigheidsbekleder, kerkvorst, prelaat door den paus benoemd: de kleur van zijn gewaad is scharlakenrood; naam v. een vogel, naar de rode vederdos): de kardinalen vormen de Raad des pausen, of het H. College, dat o.m. met de pauskeuze is belast; hun aantal is door Sixtus V (1585–’90) bepaald op 70, ter herinnering aan de 70 ouderlingen van Mozes en de 70 leerlingen v. Christus; aan hun hoofd staat de oudste der kardinaal-bisschoppen;
2 bn.; zie c a r d i n a a l.