Gepubliceerd op 11-11-2021

kaarde

betekenis & definitie

v. -n (1 plantk. geslacht v. d. familie der kaardachtigen o.a. de weverskaarde, Lat. dipsacus fullonum; 2 rib, eetbare steel van sommige planten, van prei, artisjok; 3 de naam der bollen van de weverskaarde; 4 gereedschapsnaam, inz. een soort van borstel, waarvan de haren door dunne stiftjes zijn vervangen: ijzeren wolkam; 5 de haken, de met haken bezette bladen van een kras- of kaardmachine, krasser):

1 de kaarde groeit in vochtige grond; de kleine kaarde, dipsacus pilosus;
2 kaarden met eiersaus;
3 voor de averechtse zijde v. h. laken worden geen nieuwe kaarden gebruikt;
4 tussen twee kaarden wordt de wol gezuiverd;
5 nieuwe kaarden op de machine aanbrengen;

kaardebol, m. -bollen (bol van kaarde in bet. 1; de plant zelf, kaarde; de naam van het geslacht).

< >