Fr. idéal, Lat. idealis v. Gr.-Lat. idea = idee;
I. bn.
1. aan de idee beantwoordend; volmaakt: een ideale toestand;
2. heerlijk, verrukkelijk: iets ideaal vinden, dat lijkt me niet ideaal, volstrekt niet pleizierig, gewenst; II. o. idealen; gedachtenvoorstelling van iets, dat de volkomenheid nabijkomt; modelbeeld; droombeeld: de leeuw, dat ideaal van kracht.