v., in bet. 2 en 3 -s, harmonieën (Gr.-Lat. harmonia):
1. overeenstemming, samensmelting, samenklank: harmonie van tonen, van kleuren; zegsw. te zamen in harmonie leven, goede verstandhouding;
2. muziekgezelschap: een harmonie heeft koperen en houten blaasinstrumenten, trommen, bekkens en triangel;
3. naam van verenigingen: de zaal der harmonie.