Gepubliceerd op 11-11-2021

hark

betekenis & definitie

v. -en;

1. tuin- en landbouwgereedschap met houten of ijzeren tanden om hooi, gras, onkruid enz. bijeen te schrapen, de grond te effenen enz.: de tuinman met hark en schop;
2. bij verg. een deel van sommige weefgetouwen; gereedschap, waarmee de croupier het geld naar zich toe schraapt: de weefspoelen in gang gebracht door een hark; de harkjes der croupiers;
3. stijf, houterig persoon: 3 zegsw. hij of zij is een rechte hark; een hark van een vent, een stijve Klaas; verg. rijf, gritsel.

< >