v. mv. (1 geldmiddelen; 2 inz. openbare geldmiddelen, staatsinkomsten; het desbetreffende departement; ook: het gebouw):
1. zijn financiën zijn in een desolate toestand;
2. de minister van financiën; ik moet even naar financiën; in bet. 2 altijd financiën; ook, finantiën, finanties.