daalde, i. gedaald (1 geleidelijk omlaaggaan, zich geleidelijk naar beneden bewegen; 2 van geluiden: afnemen in sterkte en toonhoogte; 3 van waarden enz.: minder worden, afnemen, vallen):
1 het vliegtuig daalde; ten grave (of: in het graf) -, sterven;
2 -de tonen; de stem laten -;
3 de fondsen hij is in mijn achting gedaald.