baken

betekenis & definitie

o. bakens (merkteken, het vaarwater aangevend, ton, paal), z. baak; spreekw. Een schip (of: een wrak) op strand, een baken in zee! Men leert zich in acht nemen door het ongeluk van anderen te zien; vuur aan wal, altijd geen baken, schijn bedriegt; de baken(s) zijn verzet, de toestand is veranderd; z. ook tij.