Gepubliceerd op 11-11-2021

bad

betekenis & definitie

I. o. baden (1 vloeistof inz. water, waarin men het lichaam of een deel er van dompelt en laat verblijven; 2 de indompeling; 3 geneeskrachtige bronwateren, waarin men baadt of die men drinkt; 4 scheik. zelfstandigheid of oplossing, waarin men een lichaam dompelt; 5 badkuip; 6 badplaats, germ.):

1. een verfrissend bad; fig. iemand een koud bad geven, hem ontgoochelen;
2. een bad nemen;
3. de baden te Aken;
4. iets dompelen in een bad van kwik;
5. een zinken bad;
6. het bad Scheveningen.

II. o. (gew. in Z.-N. opslagplaats v. hout).

< >