spoelde h. (1), i. (2) -gespoeld (1 op het strand spoelen; 2 aangespoeld worden);
1 de zee heeft drie lijken -gespoeld, aan land geworpen; de rivier heeft al die grond hier —gespoeld, d. i. gevormd door aanslibbing;
2 drie mijnen spoelden aan; -ing, v. -en; -sel, o. -s (aanslibsel).