I. Aal, v.
Aaltje (vrouwennaam, verkorting van Aleida of van Adelheid); Aaltje, de zuinige keukenmeid, titel v. e. kookboek.II. aal, v. alen, aaltje (priem, els, schoenmakers-, zadelmakers- enz. werktuig).
III. aal, aalt, v. (gier, mestvocht).
IV. aal, o. (sterk gehopt Engels bier).
V. aal, aaltje (slangvormige, eenstralige vis: paling; Lat. anguilla anguilla):
1 (voorwerpsn.) m. alen: een gladde zegsw. hij is zo glad als een-, men heeft geen vat op hem, hij weet zich altijd door slimheid te redden; hij is te vangen als een - bij zijn staart, men kan hem a) zelden te spreken krijgen, b) niet gemakkelijk vastzetten; een - bij de staart hebben, zich bezighouden met een zaak, die waarschijnlijk zal mislukken;
2 (stofn.)v.:- peuren; - is geen paling, er is verschil.