XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Michail Ivanowitsj Glinka

betekenis & definitie

Michail Ivanowitsj Glinka (Novospasskoye bij Smolensk 1804-Berlijn 1857) was een Russisch componist die geldt als de grondlegger van de Russische nationale school. Evenals zijn tijd- en landgenoten lonkte Glinka naar Italië en Duitsland. Daarbij ontdekte hij als eerste een belangrijke bron dicht bij huis: de volksmuziek van zijn eigen land. 'Ik wil de liederen van het Russische volk een legaal huwelijk laten sluiten met de goede oude westerse fuga,' poneerde Glinka.

Terwijl overal in Europa het sluimerende nationalisme ontwaakte, kreeg men ook in Rusland oog voor de eigen tradities. Dat gebeurde op het moment dat het bijna onder de voet werd gelopen door Napoleon. Glinka was toen acht jaar: een ziekelijk knaapje, zoon van een rijke grootgrondbezitter die werd opgevoed door zijn grootmoeder. De volksliedjes van zijn kinderjuf en de beierende kerkklokken waren het enige 'voedsel' voor het naar muziek hongerende kind. Voor de latere componist zouden die liedjes, de kerkklokken en de vocale muziek van de Russisch-orthodoxe liturgie een onuitputtelijke bron van inspiratie vormen.

Door zijn geïsoleerde jeugd ontwikkelde Glinka een enorme reislust. Behalve in St. Petersburg woonde hij in Milaan, Rome, Madrid, Parijs, Warschau en Berlijn. Hij bezocht nooit een conservatorium, maar nam privé-lessen bij diverse leraren. Tijdens zijn jarenlange verblijf in Italië had Glinka de opera's van Bellini, Rossini en Donizetti goed leren kennen. Italiaanse elementen waren dan ook duidelijk aanwezig in zijn eerste opera: Ivan Soesanin ofwel Een leven voor de Tsaar (1836), zoals het werk met goedkeuren van tsaar Nicolaas I genoemd werd. Deze opera ging de geschiedenis in als de 'eerste Russische opera', niet alleen door de patriottische inhoud, maar ook op grond van de vele melodieën die ontleend waren aan de Russische volksmuziek. Voor de grote koren en balletscènes flirtte Glinka onbeschaamd met de Franse grand-opéra . Zijn tweede opera was Roeslan en Loedmilla (1842), een sprookjesopera naar Poesjkin, eveneens Russisch van stof met veel ontleningen aan de volksmuziek. 'Het volk schept de muziek; wij musici arrangeren haar slechts,' beweerde Glinka. Onder arrangeren verstond de componist kennelijk het scheppen van een eigen 'sound' met een voor westerse begrippen ongebruikelijke harmonie vol chromatiek, oude kerktoonsoorten, hele toonreeksen en een plechtstatige, heroïsche zangstijl. Met dit alles heeft hij een grote invloed gehad op latere Russische componisten. Behalve deze twee opera's schreef Glinka nog enkele orkestwerken, zoals het van volksliedjes doortrokken Kamarinskaja (1848). Hiervan zou Tsjaikovski later zeggen: 'De Russische symfonische muziek ligt helemaal opgesloten in Kamarinskaja, zoals de hele eik besloten ligt in de eikel.'

Oeuvre
2 opera's; 11 orkestwerken waaronder 2 symfonieën; ca. 40 pianostukken; 7 kamermuziekwerken, waaronder 1 strijkkwartet ,1 sextet en 1 septet; ca. 100 liederen.

< >