Pastoor Janssen van Scharn was bij zijn leven al een legendarische figuur. Over wie een film a la Don Camillo zou zijn te maken.
Over wie legio anecdotes de ronde doen. Van wiens grappen een honderdtal in het archiefboek der parochie zijn opgetekend. En toen de parochie van Scharn, in 1977, 40 jaar bestond, heeft Janssens tweede opvolger pastoor F. Lemmens daaruit een greep gedaan: ’Zoals eertijds de Joden naar Bethanië kwamen niet alleen om Jezus, maar ook om Lazarus te zien, zo kwamen de mensen naar de kerk van Scharn, niet alleen voor Jezus, maar ook voor Janssen.’Jos Janssen was kapelaan van de Sint Martinus te Wyck, toen hij, op 12 november 1935, van mgr. Lemmens opgedragen kreeg een parochie te Scharn voor te bereiden, de tweede in, toen nog, de gemeente Heer. Die op 12 maart 1936 werd opgericht en de naam van Sint Antonius van Padua kreeg. Want pastoor Janssen had van huisuit een diepe devotie tot de Italiaanse volksheilige. Op 30 juni 1936 had de aanbesteding van de kerk plaats, ontworpen door ir. A.
Swinkels uit Maastricht en ir. E. Schoenmaeckers uit Sittard. Op 14 juli begon de bouw van de noodkerk, nog altijd in gebruik als het parochiezaaltje. Op 20 september legde deken Schoenmaeckers van Wyck de eerste steen voor de nieuwe kerk. Op 1 november is de eerste mis in de noodkerk en een week later wordt pastoor Janssen geïnstalleerd.
Nadat, op 10 juli 1937, de eerste Mis in de definitieve kerk was opgedragen, kwam op de 6de september mgr. Lemmens naar Scharn voor de kerkconsecratie. Het jaar erop, in juli, was de toren voltooid. Kerk, toren, sacristie, pastorie en parochiezaaltje - dat alles grotendeels opgetrokken uit mergel en Kunrader steen - had zonder grond en inventaris precies ƒ 73.386,— gekost.
Die inventaris nu, die vormt een verhaal op zich. Dat al begon een half jaar nadat Jos Janssen tot bouwpastoor was benoemd. Op 10 juni 1936 vraagt hij aan paus Pius XI om Italiaans marmer voor de aankleding van zijn kerk en een reliek van de patroonheilige. Hij kreeg het marmer niet, wel de reliek. Een jaar later wendt pastoor Janssen zich met een brief tot Mussolini. Drie maanden erna, op 29 november 1937, zegde de duce het gewenste marmer toe.
Dat in juni 1939, in 14 kisten met elk 1000 kilo, vanuit Livorno per schip in Amsterdam aankomt. Dat is dan héél in het kort een héél lang en even ongelooflijk verhaal hoe pastoor Janssen aan die partij Cipollino apuana marmer kwam, een heel zeldzame groene soort uit de beroemde groeve van Carrara. Dat hij zelfs persoonlijk, in december 1938, was gaan uitzoeken na een persoonlijk gesprek met Mussolini. Een verhaal op zich is ook hoe ’de armste boerenpastoor van Noord-West-Europa’ het klaarspeelde in plaats van 5.000 gulden aan invoerrechten - op dat gratis marmer met een waarde van 40.000 gulden! - slechts 75 gulden voor het transport naar Scharn te betalen.
Stad en land sjouwde Jos Janssen af om schatten voor zijn Huis des Gebeds bijeen te krijgen. Het 19de eeuwse barok altaar van hout is uit de afgebroken kerk van Berg en Terblijt. Het houten Sint Antonius-beeld uit de Sint Martinuskerk te Weert. Een 19de eeuws glas-in-lood-raam uit de kerk van Lutterade. Uit de Sint Catharinakerk te Amsterdam, die in 1933 werd gesloten en vervolgens gesloopt, kostbaar altaarzilver: een rococo expositietroon - het tegenwoordige tabernakel twee cartouchen uit 1762 en 1764 en te Antwerpen vervaardigd, die in het altaar werden verwerkt, en nog meer zilversmeedwerk dat thans de doopvont en het weekaltaar siert, alsmede houten ornamenten van de communiebank die het Lam Gods, hoorns van overvloed en druivenranken voorstellen.
Toen pastoor Janssen, in 1941, 25 jaar priester was, schonk de parochie het gele en roodbruine Belgische marmer voor het priesterkoor. Van Hub. Levigne stammen uit dat jaar twee ramen. In 1956 - toen Jos Janssen 40 jaar priester was - liet de parochie de kerkvloer met groene tegels beleggen. En in die kerk - tot in alle hoeken aangekleed als een Italiaanse volkskerk, maar wel sfeervol, met overal schilderstukken en beelden, een groot kruis en een reuzenrozenkrans van lampjes boven het koor, houten lambrizeringen en luchters - is schrijver dezes nog getrouwd. Dat was een jaar voordat, in 1958, pastoor Janssen met emeritaat ging. Hij overleed in 1963.
Onder pastoor L. Systermans kreeg het kerkinterieur zijn hedendaagse aanblik. Veel van wat zijn voorganger had verzameld - en wat te veel van het goede en te overbodig bleek - werd verwijderd. De kostbaarheden, evenwel, die Jos Janssen had vergaard, die bleven en kwamen, gerestaureerd en wel, veel beter tot hun recht. Zo werd in 1964 het hoofdaltaar onder leiding van prof. Timmers gerenoveerd.
En werden de uit hout gesneden kruiswegstaties van Charles Vos - uit ongeveer 1950 en gemaakt voor de vroegere parochiekerk van Sint Joseph, de Awwestiene dus - in Scharn opgehangen. Eerder waren, in 1961 bij het 25-jarige bestaan der parochie, de kerkvloer voltooid en de kerkbanken vernieuwd alsmede, in 1962, het orgel uit de Dominicanenkerk geplaatst. Een instrument uit 1930 van de Gebr. Vermeulen uit Alkmaar-Weert. In 1970 verrees, in het raam van de zich vernieuwende liturgie, een offeraltaar op neoclassicistische kolommetjes, afkomstig van zijaltaren eveneens uit de kerk van Berg en Terblijt.
Zo onderging de kerk van pastoor Jos Janssen een hele metamorfose. De dierbaarste en kostbaarste schatten, echter, die hij van overal had aangedragen bleven bewaard.
Zoals de vele herinneringen aan de ’hertog van Scharn’ nog onuitwisbaar voortleven onder al de ’Scharnesiërs’ die hem meemaakten.