noemt men alle uitstrijkbare gekleurde vloeistoffen, die geschikt zijn om voorwerpen met een blijvende, beschermende laag te bedekken. In den regel gebruikt men hiervoor anorganische producten, pigmenten, die goed geroerd worden met olievernis of andere bindmiddelen, zoodat een zoo weinig mogelijk barstende laag wordt gevormd. De voornaamste verfpigmenten zijn: voor witte v.: loodwit, zinkwit, permanentwit (bariumsulfaat, zwaarspaat, fijnspaat of blanc fixe), lithopone en titaanwit. Zwarte v. bevat hoofdzakelijk zwartsel of graphiet.
IJzerrood (ijzermenie, Spaansch of Engelsch rood, doodekop, polijstrood, colcothar), vermillioen (kwiksulfide, cinnaber), realgar en chromaatrood geven een roode v., terwijl een mengsel van chromaatgeel en chromaatorange, loodglit en oker gele en oranje verven geven. Blauwe v. bevatten ultramarijn (blauwsel), cobaltblauw of bergblauw. Door mengen met gele v. kunnen hieruit groene verven worden bereid, waarvoor ook chroomoxydgroen, schweinfürthergroen en cobaltgroen kunnen dienen. Met bolus, een soort kleiaarde, en umbra ontstaan bruine v.
Behalve een groote dekkracht moeten de v. weerstand bieden aan de vele atmosferische invloeden, waaraan het geschilderde werk is blootgesteld. In de laatste jaren worden ook verschillende v. gebruikt, die uiterst fijn verdeelde metalen bevatten, o.a. aluminium verf.Hoogeveen.