Van de Germaansche tooverspreuken zijn verwenschingen of vervloekingen alleen in het Noorden bewaard; zegenspreuken in het Engelsch en het Duitsch. Soms éénledig gebiedend (tegen wormen); meestal tweeledig, met een voorvalletje voorop en een toepassing, als gebod of wensch, als de twee Merseburgsche tooverspreuken. Andere zijn verchristelijkt. In het Engelsch zijn nog enkele zeer oude bewaard.
Lit.: A. Heusler, Altgermanische Dichtung (1929, blz. 55 vlg.).
V.Mierlo.