1° (pauperes commilitones Christi templique Salomonici). Deze oudste der ➝ ridderorden werd in 1118 door Hugo van Payns en zeven gezellen gesticht tot beveiliging der pelgrims van het H. Land. Zij leefden in grooten eenvoud tezamen in het paleis van Boudewijn II (Tempel des Heeren, nu El-Aksa).
De kerkelijke goedkeuring verwierven zij op het Concilie van Troyes (1128), waar zij ook een regel aannamen, zoo niet door St. Bernardus persoonlijk opgesteld, dan toch door hem geïnspireerd. Diens werkje: De laude novae militiae, verwierf hun bovendien vele volgelingen. Deze regel werd in 1130 en in 1139 aangevuld.
De orde omvatte nu ridders, kapelaans, broeders voor krijgs- en huisdienst. Later nog werden Fransche constituties aan den Lat. regel toegevoegd (organisatie en rechtspraak). Het bestaan van een geheimen regel is nooit bewezen.In de Ned. hadden de T. reeds kort na hun ontstaan een huis te Ieperen, terwijl Godfried van Bouillon in 1141 bezittingen in Brabant schonk. In de N. Ned. vond men huizen te Aarle-Rixtel, Heusden, Middelburg, Zierikzee, Haarlem, Beverwijk en op Texel.
Na den val van Akka (1291) moesten ook de T. het H. Land ontruimen en vestigde de grootmeester zich te Cyprus. Hiermede verviel ook voor een groot deel hun voornaamste bestaansreden, daar de T. zich van meet af tot den strijd voor het geloof hadden beperkt. De Orde had zich inmiddels ook uitgestrekte bezittingen verworven, benevens vele privileges. Zoo werd de hebzucht en de naijver der vorsten geprikkeld, in het bijzonder van Philips den Schoonen van Frankrijk, die een grootsche campagne opzette en de Orde van geloofsafval en grove onzedelijkheid beschuldigde. Afzonderlijke gevallen van ergernis mogen zich hebben voorgedaan, een algemeen verval werd niet bewezen.
Onder valsche voorlichting en druk van den koning hief Clemens V de Orde als verder nutteloos op het Concilie van Vienne (1312) op. De goederen werden den Johannieters toegewezen, die ze echter slechts ten deele werkelijk verwierven.
Lit.: Cath. Encycl.; Lex. Theol. Kirche (IX, uitvoerige lit.-opg.); Moll, Kerkgesch. van Ned. (II, 2, 130-137); Lizerand, Le dossier de l'affaire des Templiers (1924). Lindeman.
2° Orde der Goede Tempelieren, drankbestrijdersorganisatie, aldus genoemd naar het niet algemeen bewezen misbruik, dat de Orde der Tempelieren, door Clemens V opgeheven, van den drank zou hebben gemaakt.