Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Tempel (persoon)

betekenis & definitie

1° Abraham van den, portretschilder. * 1622 te Leeuwarden, † 1672 te Amsterdam. Zijn werken vertoonen verwantschap met die van v. d. Helst.

Lit.: v. Wurzbach, Nied. Künstlerlex.

2° Jacobus Josephus van den, Ned. Dominicaan. * 4 Nov. 1868 te Rotterdam, † 20 Dec. 1937 te Huissen. Priester 1893; prof. in de theologie te Huissen, op Curaçao en te Zwolle. Leidsman der opkomende Katholieke vrouwenbeweging. Van 1919 tot 1924 assistent aan de Rozenkranskerk te Rotterdam, 1924-’31 regent van het Kath. meisjeslyceum te Den Haag; 1931-’37 te Rotterdam (Het Steiger), waarna nog korten tijd te Huissen. Van zijn hand verschenen vsch. publicaties op het gebied der vrouwenbeweging, alsook van ascetisch-didactischen aard.

Werken: o.a. Het goed recht der hedendaagsche vrouwenbeweging; De vrouw en de wet; Levensgeluk door Levenseenvoud; De Wetenschap der Heiligen.

3° Jan van den, sociaal-democraat. * 1 Aug. 1877 te Willemstad (N.-Br.). Lid van de Tweede Kamer en van den Hoogen Raad van Arbeid. Promoveerde in 1927 aan de economische hoogeschool te Rotterdam.

Voorn. werken: Kapitaal en Volksinkomen (1920); Problemen der socialisatie (1925); Macht en Economische Wet (proefschrift, 1927); Jacqueline Vrijlief (roman, 1931). Borret.

4° (Tympel) Marcus van de, Jezuïet. * 8 Febr. 1575 te Leuven, † 17 Mei 1636 aldaar. Overste der Holl. Jezuïeten-missie 1610-’21. In 1613 nam hij graaf Jan van Nassau Siegen in de Kerk op. Beschuldigd van samenzwering tegen prins Maurits maar door Maurits zelf daarvan vrijgesproken.

Lit.: Nw. Ned. Biogr. Wbk. (III); De Gids (I); Studiën (IX); Sommervogel, Bibl. de la Comp. de Jésus (VII).

v. Hoeck.

< >