Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Omkeering

betekenis & definitie

(muz.),

1° In de leer der intervallen. De o. van een interval ontstaat, wanneer de onderste toon een octaaf hooger, ofwel de bovenste een oct. lager geplaatst wordt. Prime wordt dan octaaf, secunde septiem; terts sext, kwart kwint, en omgekeerd. Reine intervallen geven een reine interval als o.; kleine echter een groote, verminderde een overmatige, enz.
2° In de harmonieleer. O. van een accoord ontstaat, wanneer de onderstem niet tevens grondtoon van het accoord is, doch terts, kwint of (in de vierklanken) septiem; bijv. van het grondaccoord c, e, g, le omk. (sextaccoord): e, g, c; 2e o. (kwart-sextacc.): g, c, e; van dominant-septiem-acc. g, b, d, f, 1e o. (kwint-sextacc.): b, d, f, g; 2e o. (terts-kwart-acc.): d, f, g, b; 3e o. (secunde-acc.): f, g, b, d.
3° In contrapunt. O. of inversie van een motief of thema neemt de beweging der melodische lijn in omgekeerde orde, zoodat de o. haar spiegelbeeld wordt; met o. kan tevens bedoeld zijn het lezen van achteren naar voren (retro, in modo cancricans = kreeftengang). de Klerk.

< >