Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Ogier

betekenis & definitie

Barbara, Zned. schrijfster; dochter van 2°. * 17 Febr. 1648 te Antwerpen, ♱ 18 Maart 1720. Schreef o.a. een vijftal pseudoklassieke treurspelen.

Werken: De getrouwe Panthera (1677); De Doodt van Achilles (1680); De Doodt van Clytus (1709).

2° Willem, de beste Zned. kluchtspeldichter uit de 17e eeuw; vader van 1°. * 17 Juli 1618 te Antwerpen, ♱ 1689 aldaar. Op 17 jaar begon hij aan zijn „Droncken Heyn”, dat in 1639 in de rederijkerskamer „De → Olijftak” ging. Hij bewerkte de versmelting van „De Violier” met „De Olijftak” in 1661 en werd zelf factor. Hij voleindigde zijn „Hooftsonden” in 1677 na dertig jaar zwijgen en schreef nog zijn „Boeregeck”. Zijn taal is buitengewoon schilderachtig en Antwerpsch gekruid; ruw en grof, althans voor onzen tijd; zijn onkieschheid is gispend bedoeld; zijn vers wordt geleidelijk zuiverder; de figuren zijn meer typen dan karakters.

Lit.: M. Rooses, W. O. (1872); J. V. d. Branden, W. O. (1914); Van Eeghem gaf van de Hooftsonden uit : Gulsigheydt (1921) en Hooveerdigheydt (1934), critisch toegelicht en ingeleid.

A. De Maeyer.

< >