(➝ Sp.-Port. negro = zwart). Negers zijn de (middelmatig) lange bewoners van Afrika ten Z. van de Sahara.
De zuivere vormen in de oerwouden teruggetrokken, de verder gedifferentieerde contactvormen met hoogere beschaving in de aangrenzende graslanden (Soedan-, Bantoe-negers, Niloten). Soms ook in iets wijderen zin gebruikt met inbegrip van de Hottentotten, de Boschjesmannen en de Pygmaeën, die in dezelfde streken wonen, maar van een geheel ander type zijn.
Huid chocoladebruin tot rood en geel; wollig, kroes, meest zwart haar in zeer kleine spiralen gewonden. Zeer breede neus met lagen rug, dikke lippen, groote distantie tusschen de oogen.
Korte nek en romp, smal in het bekken; daarentegen zeer lange armen en slanke beenen; voeten breed en lang. Huid opvallend zacht; volgens sommigen ook een karakteristieke lichaamsreuk.Voor volkenkundige gegevens, zie ➝ Afrika (kol. 529 vlg.); voor godsdienst bij de jagersvolken, zie ➝ Totemisme en ➝ Magie; bij de landbouwstammen, zie ➝ Animisme en ➝ Maanmythologie; voor Negertalen, zie ➝ Afrika (kol. 538 vlg.). Zie ook ➝ Neger-Engelsch, enz. Voor geschiedenis, zie ➝ Afrika (kol. 541 vlg.).
Reeds in de 16e eeuw heeft er import van N. plaats in Amerika als werkslaven. Ook na het regeeringsverbod aan het einde der 18e eeuw is deze verfoeilijke handel nog clandestien voortgezet.
In N. Amerika vormen de N. thans ong. 10% der totale bevolking (ca. 12 millioen), vooral gevestigd in de industriestaten („The black Belt”), waar het percentage soms tot 70 of 80 reikt. Ondanks de gelijkstelling voor de wet sinds den burgeroorlog (1865), ziet de Yankee echter met minachting neer op „the coloured people” en houdt dit practisch zooveel mogelijk van het openbare leven uitgesloten. De scheiding tusschen Blank en Zwart is zeer ver doorgevoerd, tot in de trams en de kerken toe (het Negervraagstuk, Harlem als Negerwijk in New York). In sommige staten is den N. langs slinksche wegen zelfs het kiesrecht weer voor een deel ontnomen („grandfather clause”). Onder en na den Wereldoorlog is door economische oorzaken een groote trek van N. naar de steden ontstaan, waar vele rasgenooten trouwens reeds eerder een goed bestaan gevonden hadden als advocaat, dokter, enz.
Lit.: M. Delafosse, Les nègres (1927); H. Johnston, The Negro in the New World (1910); F. Schoell, La question des noirs aux Etats-Unis (1923).
Wils.