1° De alleenspraak van een dramatisch persoon, waarin hij zijn zielstoestand openbaart, zijn gedragslijn voor zichzelf motiveert, enz. Vooral op de beslissende momenten van het drama, als de held in groote beroering is, komt de m. voor.
De m. vindt zijn rechtvaardiging in de psychologie van den mensch, die zich bij groote ontroering door spreken uit, ook wanneer hij alleen is. Daarom verwierp het naturalistische drama hem ten onrechte als onecht.
Het drama, niet alleen het expressionistische, heeft er ook omwille der toeschouwers behoefte aan; ze moeten echter niet te veelvuldig en te lang, alsook voldoende gemotiveerd zijn. Prachtig wist Shakespeare den m. aan te wenden; ook bij Vondel mooie voorbeelden.
Het neo-Klassieke drama maakte er wel eens misbruik van in het eerste bedrijf, ter ➝ expositie. De m. in een opera heet ➝ aria.v. d. Eerenbeemt.
2° Voor m. in de kindertaal, zie ➝ Egocentrische uitspraken in de kindertaal.