protest tegen de uitgebreide macht van den paus over de kerk in Duitschland (exemptie, casus reservati, nuntii, recht van appèl, enz.), vervat in 22 artikelen, 25 Aug. 1786 door de vertegenwoordigers van de aartsbisschoppen der Rijnprovincie (Mainz, Trier, Keulen) en van Salzburg op een bijeenkomst te Ems (Emser Congres) samengesteld, naar aanleiding van het feit, dat de paus te München een nuntius (Zoglio) benoemd had (1785). De denkbeelden in de E.
P. uitgedrukt zijn reeds te vinden in de Gravamina der Rijnlandsche aartsbisschoppen (1673), in hun Avisamenta van Koblenz (1769) en in → Febronius’ geruchtmakend werk (1763), waarin de nationale tegen de universeele Kerk, het episcopalisme tegen het pauselijk primaat wordt uitgespeeld. Omdat het in de E.
P. eigenlijk ging om een uitbreiding van de macht der aartsbisschoppen, verklaarden de suffragaanbisschoppen zich ertegen. Ook keizer Jozef II, op wien men een beroep had gedaan, toonde zich gereserveerd.
De E. P. hebben dan ook slechts een theoretische waarde; zij brachten geen verandering in de goede verstandhouding tusschen het centrale kerkelijke gezag en de vier aartsb., die eerbiedig het schrijven aanvaardden, waarin paus Pius VI hun, 4 Nov. 1789, duidelijk de rechten van den H.
Stoel uiteenzette.Lit.: L. Veith, Die Kirche im Zeitalter des Individualisme (I Freiburg 1931, 294-310). Polman.