Deensch dichter van de laat-Romantische richting. * 28 Mei 1789 te Torkildstrup, † 24 Febr. 1862 te Sorö. I. liet een groot aantal werken na, op het gebied van den roman, het drama en de lyrische poëzie.
Een allerbeminnelijkst mensch spreekt, na een kort, hyper-romantisch voorspel (Varners poetiske Vandringer, 1813; Blanca, 1816), de schoonste en zuiverste idealen uit in zijn uiterst muzikale verzen: Holger Danske (1837); Morgenpsalmer og Cantater (1822); Höimesse-Psalmer (1825); Morgensange for Börn (1837) en vooral Morgenog Aftensange (1839). Met zijn historische romans, kleurrijk als die van W.
Scott, gaf hij het Deensche volk zijn nationaal bewustzijn terug: Valdemar den Store (1824); Valdemar Sejr (1826); Erik Menved (1828); Kong Erik (1833); Prins Otto af Danmark (1835). Zijn dramatisch werk trok minder de aandacht: alleen het voorspel tot Salomons Ring (1839), de heerlijke reeks erotische gedichten, Sulamith og Salomon, heeft blijvende waarde.
I. besloot zijn vruchtbare loopbaan met den modernen strekkingsroman Landsbybörnene (1852) en het idealistische sprookjesgedicht Guldaeblet (1856).Uitg.: Samlede Skrifter (41 dln.); Hist. rom. d. P. Langeballe (4 dln. 1911); Digte, d. F. Rönning (1919).
Lit.: H. Schwanenflügel, I.’s Liv og Digtning (1886); G. Brandes, I. (21919); K. Galster, I.’s historiske Romaner og Digte (1922); F. Rönning, I. Liv og Digtning (1927). Baur.