Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

JOHANNES, de apostel

betekenis & definitie

evenals zijn vader Zebedeüs en zijn broeder Jacobus visser bij het meer van Gennesareth, is een van de eerstgeroepen leerlingen van Jesus en behoort met zijn broeder en Petrus tot diens intimi; met hen en Andreas staat hij dan ook bovenaan op de lijsten van de Twaalf. De zonen van Zebedeüs kregen van Jesus de bijnaam Boanerges, zonen van de donder (Marc. 3).

Wanneer het vierde Evangelie hem bedoelt met de door Jesus bijzonder geliefde leerling, dan trad hij ook bij het lijden en sterven van Jesus op de voorgrond; hij zit naast Jesus bij het laatste avondmaal (Jo. 13), staat met Maria bij het kruis en neemt dan de zorg voor haar op zich (Jo. 19); hij komt bij het ledige graf tot geloof in de verrijzenis (Jo. 20 : 8-9) en Petrus vraagt bij de verschijning aan de zee van Tiberias wat er met hem zal gebeuren (Jo. 21). Blijkens Hand. 3, 4, 5, 8 neemt hij in de eerste gemeente te Jerusalem met Petrus een leidende plaats in. Indien hij, wat wel algemeen wordt aangenomen, de auteur van het laatste Bijbelboek is, vertoefde hij een tijdlang als balling op het eiland Patmos (Openb. 1). Volgens de meest betrouwbare overlevering was hij nadien leider van de Kerk te Ephese, waar hij strijd voerde met Cerinthus en de Doceten en in hoge ouderdom stierf. Met name om zijn brieven noemt men hem de apostel der liefde.

R. S./J. V. D.

Het Johanneïsche vraagstuk is tweeledig:

1. Een vergelijking met de drie andere Evangeliën doet ons naast veel overeenkomst ook grote verschillen ontdekken, zowel wat betreft de plaatselijke omvang van Jesus’ optreden als wat betreft de chronologie. Voor velen was dit een reden om aan de historiciteit van het Johannes-evangelie te twijfelen en het veeleer als een theologisch-symbolisch geschrift te beschouwen. De Pauselijke Bijbelcommissie sprak op 29 Mei 1907 uit, dat men het vierde Evangelie als een echt historisch document moet beschouwen en dat de boven gesignaleerde moeilijkheden verklaard moeten worden „door rekening te houden met de geheel andere tijd, het andere doel en de andere toehoorders voor wie of tegen wie de schrijver zijn geschrift opstelde” (Denzinger 2111-2112).
2. Omdat de naam van Johannes, als auteur van het vierde Evangelie, in dat Evangelie niet voorkomt, de eerste Brief geen afzender noemt, de schrijver van de 2de en 3de Johannes-brief zich ,,de oudste” noemt, en er verder een opvallend verschil in taal is tussen het vierde Evangelie en Openb., meent men dat noch het vierde Evangelie noch de Openb. van de hand van Johannes zijn, ook omdat de traditie hierover niet duidelijk zou zijn. De Pauselijke Bijbelcommissie verklaarde echter op 29 Mei 1907, dat zowel de externe als de interne gegevens de overlevering bevestigen en Johannes terecht de schrijver van bovengenoemde geschriften moet worden geacht (Denzinger 2110-2112).
j. v. D.

< >