(’zonnə) o. (-s)
1. Algm. zon met de daaromheen wentelende hemellichamen.
2. Inz. zonnestelsel waartoe de aarde behoort alsmede de planeten, de wachters of manen van de planeten, de kometen en kleine kosmische lichamen.
Enc. Ons zonnestelsel bestaat uit de zon en de planeten die om haar heen wentelen en hun licht van haar ontvangen. Van deze planeten staat Mercurius het dichtst bij de zon; daarop volgen, op steeds grotere afstand, Venus, de aarde, en Mars. Deze vier planeten vormen te zamen de binnenring. De tweede groep is die der planetoïden of asteroïden, waarvan er thans meer dan 1300 bekend zijn. Tot de derde groep, de buitenring, behoren Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus en de 1930 ontdekte Pluto.
De omloopstijd der planeten verschilt volgens hun afstand. Terwijl b. v. Mercurius slechts op 58 miljoen km van de zon zijn baan beschrijft, en daartoe 88 dagen en 23 uren nodig heeft, bedraagt de afstand van Pluto 6687 miljoen km en zijn omloopstijd 249 jaar. De maan beweegt zich op een gemiddelde afstand van 384.392 km. in 27 dagen, 7 uren en 43 minuten om de aarde.