Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

zonde

betekenis & definitie

(’zondə) v. (-n; -tje)

1. vrijwillige overtreding van een goddelijke wet: een bedrijven, begaan, doen; -n tegen God, tegen de natuur, tegen zichzelf; in leven; in volharden ; zijn -n biechten ; vergeving der -n ; boeten voor zijn -n; -n van gedachten, begeerten, woorden, werken of verzuim; dood-, erf-, hoofdzonde; eigene -n. Gez. dagelijkse -, overtreding van een goddelijke wet in een geringe zaak of in een gewichtige zonder volle kennis of vrijheid; der afsterven, ophouden in zonde te leven; oude -, nieuwe penitentie, de gevolgen van bedreven zonden gevoelt men dikwijls nog lang daarna; vreemde -, een der negen zonden die door anderen bedreven worden, waarvan wij echter de oorzaak zijn door aanraden, beschermen, gebieden, prijzen, deelnemen, toestemmen of door niet te straffen, niet te beletten of niet mee te delen; wraakroepende -, een der vier zonden die om hun grote boosheid ten Hemel om wraak roepen nl. vrijwillige doodslag, verdrukking van weduwen en wezen, onthouding van het verdiende loon aan de arbeider, onkuisheid tegen de natuur; tegen de H. Geest, een der zes zonden die biezonder strijden tegen de genade van de H. Geest nl. aan Gods genade wanhopen, op Gods barmhartigheid vermetel vertrouwen, een gekende waarheid des geloofs bestrijden, de evenmens Gods liefde en genadegaven benijden, hardnekkig zijn in de boosheid, het berouw of dg boetvaardigheid verachten. →: berouw.
2. Verzw.
a. fout, misslag : een tegen de goede smaak.
b. Jammer : het is -; het is - en jammer, erg jammer ; het is - en schande, het valt diep te betreuren.

< >