('we:kən) (weekte, geweekt)
I. (heeft)
1. week maken in water: erwten, stokvis -. → boon, oor.
2. laten uittrekken in water : het zout uit de haring -.
3. lenig laten worden in water : tenen, leer, brood -.
4. roten : vlas -.
II. (is) week worden in water : de bonen -.