(vər'zettən) (verzette, heeft verzet)
I. 1. anders zetten, verplaatsen : een kast -. → baak, berg, boom, geloof, getijde, kerk. paal, voet.
2. verkeerd zetten.
3. anders zetten : diamanten -.
4. op een verkeerde plaats zetten : wie heeft die boeken verzet?
5. uit het hoofd zetten, verdrijven : zijn droefheid -.
6. vergeten : hij kan het niet -.
II. z i c h -
1. in verzet komen, tegenstand bieden : zich tegen de overheid, tegen een plan. Syn. → aankanten (zich).
2. uitspanning nemen : men moet zich op tijd -.