Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

vaandel

betekenis & definitie

o. (-s; -tje) [vklw. van vaan]

I. Eig.
1. aan een stok gedragen doek met figuren, opschriften, emblemen erop: de -s wapperen; een dragen in de processie; zich onder iemands scharen, zijn partij kiezen, zijn leuze volgen.

Syn. ➝ banier.

2. Inz. vierkant vaandel met een rijkswapen erop, als veldteken der infanterie: het zwaaien.

II. Metn.

1. [van I 2] Eert. afdeling krijgsvolk dat onder één vaandel optrok.

Syn. vendel.

2. Algm. bepaalde hoeveelheid: een haring is 200 stuks.

< >