('uit) (vroeg en vraagde uit, heeft uitgevraagd)
1. ten einde vragen : uitgevraagd zijn, niet meer weten wat te vragen.
2. door vragen ontdekken.
3. vragend uithoren : een kind -. ➝ honderd.
4. uitnodigen buitenshuis : mijn zus is vanmiddag uitgevraagd.