bn. en bw. effen, strak met de bijgedachte van schijnheiligheid : met een - gezicht. uitgestrekt ('uit) bn. een grote oppervlakte hebbend : -e bezittingen, uitgestrektheid v. (...heden)
1. Eig. het uitgestrekt zijn.
2. Metn. uitgestrekte ruimte.
Gepubliceerd op 18-02-2020
uitgestreken
betekenis & definitie