(’te:zis) v. (-sen, teses) [Lat. < Gr. tithèmi, neerzetten]
I. Eig. neerzetting, daling nl.
1. van de voet bij het zingen van een beklemtoonde lettergreep (in Oud-Griekenland).
2. van de stem op een onbeklemtoonde lettergreep (bij de Romeinen en later).
3.Muz. van de hand d. i. neerslag bij het maatslaan. Tgst. arsis.
II. Metf. [het stellen, beweren] tese. zie in thesi.