Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

Teirlinck

betekenis & definitie

('teirlink) Vlaamse letterkundigen

1. (Isidoor) ° 2 jan. 1851 te Zegelsem, leraar te Brussel, waar hij 25 Juni 1934 †; schreef, in samenwerking met zijn zwager R. Stijns, romans; verder met A. De Cock, o. a. Kinderspel en Kinderlust in Zuid-Nederland (1906) en een Toponymie van den Reinaert (1912), Zuidoostvlaandersch Idioticon (1922).
2. (Herman) ° 24 febr. 1879 te St.-Jans-Molenbeek, zoon van (1), was direkteur van het Hoger Instituut voor Sierkunsten te Brussel; schreef dorpsverhalen als De wonderbare Wereld (1902), romans als Het Ivoren Aapje (1909) en toneelstukken o. a. De vertraagde Film (1922), De Ekster op de Galg (1937).

< >