Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

stroef

betekenis & definitie

bn. en bw. (stroever, -st)

1. ruw en oneffen: een stroeve oppervlakte.
2. niet gemakkelijk, stram : een stroeve buiging; de bout gaat -.
3. niet vlot, bezwaarlijk : stroeve arbeid.
4. hortend : stroeve verzen.
5. niet gemakkelijk in de omgang, gereserveerd : een kamergeleerde; een karakter; hij deed -.
6. blijk gevend van een stroef karakter of een stroeve gemoedsstemming : een antwoord; een gelaat; - en statig of steil, stijf, strak, stram, streng, stug.
7. onvriendelijk, somber : een stroeve woning.

< >