('sid- „ ddr) m. (...alen) aal uit tropisch Amerika, die elektrische schokken geeft aan de dieren die hij aanraakt (Gymnotus électricus). * TB. DIERENRIJK 33. sidderen ('siddsrvn) (sidderde, heeft gesidderd) hevig beven ; -de zuilen; van angst, koude, ontzag, vrees; met -de vingers; voor iemand -.
Syn. * beven, siddergras Vsidddr) o. (-sen) trilerras. sidderino v. (-en) het sidderen, sidderrog m.(-gen) rog in de Middellandse Zee, die met een elektrisch orgaan sterke schokken voortbrengt (Torpedo). * TB.DIERENRIJK 36. sidecar ('saitka:r) m. (-s) [Eng.] zijspanwagentje, sideraal (sidd’rad) bn. (...rale) en bw. [Fr. < Lat. sidus, jideris, ster] van, betreffende de sterren, siderisch ('de:ris) bn. sideraal ; het jaar. siderisme Crismd) o. geloof aan de invloed van de sterren.