Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 04-02-2020

rit

betekenis & definitie

I m. ( -ten; —je)

1. Algm. het rijden: met gezwinde -.
2. Inz. a. tocht te paard, op schaatsen, te voet enz. : een te paard, per auto doen; snel als de van de doden; dat is nog een hele -; een trein kan zijn aanvangen, eindigen,
b. wedloop van een paard bij een harddraverij : hij heeft het in twee -ten gewonnen.

II v. ( -ten) l(open)rijten] onderaardse gang van een mol of muis : mollerit.

III o. eitjes van kikkers, kikvorseschot : kikkerrit.

< >