(pla'ne:t) v. (...neten; -je) [Fr. < Lat. < Gr. planaasthai, dwalen]
1. Eig. donkere hemelbol die om zijn as en in bijna cirkelvormige baan om een vaste ster inz. om de zon wentelt, waarvan hij licht en warmte ontvangt: in ons zonnestelsel zijn negen ...neten, sinds 1930 in Amerika een nieuwe postneptunische nl. Pluto werd ontdekt; onze -, de aarde.
Syn. dwaalster.
2. Metf. gesternte: onder een gebrekkige, kwade, (on)gunstige geboren zijn; iemands -, de planeet waaronder hij geboren is; iemand zijn lezen, zijn horoskoop trekken.
3. Metn. langwerpig blaadje papier met een der tekens van de dierenriem en waarop men zijn toekomstig lot kan lezen: een trekken op de kermis.