(pano'ra:ma) o. (-’s; .. maatje) [Gr. pan, alles + horama, gezicht]
I. Eig. schilderstuk dat een tafereel in zijn geheel voorstelt en aangebracht is langs de binnenwand van een rond gebouw, in het midden waarvan de toeschouwer gaat staan : een van de Slag bij Waterlo; een van de Nijl.
II. Metf. onafgebroken gezicht op de gehele omliggende landstreek : op de top van de berg heeft men een verrukkelijk -. III. Metn.
1. [van I] gebouw waar zich een panorama in bevindt: er komt een nieuw doek in het -.
2.[van II] kaart, plaat, boek dat een overzicht geeft over een gehele streek, de loop van een gehele rivier enz. : een van de Rijn.