(pana'se) v. Mn, -s;-tje) [Fr. < Lat. panacea < Gr. pan, al + akos, geneesmiddel]
1. Eig.Eert. fabelachtig kruid, middel waaraan men de kracht toeschreef om alle kwalen te genezen.
2.Metf wondermiddel ; Mevrouw Stork beweerde dat eau de cologne een is tegen alle vlekken.