Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

paaslam

betekenis & definitie

('pa:s) o. (-meren)

I. Eig.
1. jong lam omstreeks Pasen geboren.
2. a. Algm. lam dat op het Joodse paasfeest geofferd en gegeten wordt : het slachten, b. Paaslam, Jezus Kristus als Lam Gods, met Pasen geslachtofferd.

II. Metf.

1. [van I 1] in boter nagebootst lam dat de boterboer met Pasen zijn klanten ten geschenke geeft.
2. [van I 2 b] lam met zegevaan, waarop een kruis, dat het Paaslam voorstelt.

< >