('o:vər) m. (-ken)
1. Kaartsp. trek, slag die men maakt boven die, welke nodig zijn om te winnen.
2.ook o. wat over iets heengetrokken is, overkleedsel: een fluwelen, linnen, trijpen, zijden -; het van een beddekussen, van een → paraplu; -ken voor helmen, hoeden, mutsen.