(onbə’kent) bn. en bw. (-er, -st)
1. niet bekend, vreemd: (aan, bij) iemand niet zijn.
2. ongekend: maakt onbemind, wie of wat men niet kent, heeft men niet lief; -, onbegeerd, een vreemde is gewoonlijk geen gewenste gast of iets vreemds wordt vaak niet gezocht.
3. onvermaard: een schilder.
Tgst. ➝ befaamd.
4. Wisk. te zoeken: de -e grootheid.