(o'bla:t) (oblaten) [Fr. < Lat. oblatus d. i.] opgedragen persoon of zaak nl.
I. m.
1. knaap die in een klooster wordt opgevoed met bet doel om later te zullen intreden, vooral bij de benediktijnen.
2. lid van een religieuze stichting die in plaats van geloften slechts een toewijding aan de kloosteroverste aflegt.
3. Recht, aangezochte, hij tot wie een aanbod is gericht.
II. v. Prot. gewijd avondmaalsofferbrood.