Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 12-02-2020

mirakel

betekenis & definitie

(mi'ra:kəl) A. o. (-en, -s) [Lat. miraculum]

I.Eig.
1. wonderlijk teken door de zonderlinge hulp Gods verricht : -en doen.
2. Uitbr. a. wonderbaarlijk iets : is ’t voorwaar, wordt hij hier niet een fat; Iron. kijk, die voerman gaat -s doen met zijn paard ! b. bovenmenselijk kunststuk : toeren die ieder voor -s hield.

II. Metf.

1. [van I 2 b] persoon met wonderbaarlijk talent, wonder : een echt in de wiskunde.
2. Scheldn. onmogelijk, vervelend mens : schei uit, lelijk -.
B. tw. lieve hemel ; -, wat heb je een mooi pak aan? ~
C. bw. zeer : gelukkig, erg.
D. bn. Gemz. dronken ; zijn; voor liggen, bewusteloos liggen door dronkenschap of anders.

< >