v. (-nen)
I. Eig.
1. liefde nl.
a. liefde met het bijdenkbeeld van welgevallen : in hem brandde de Gods; liefde en zij u gewijd; Cupido is de god der -.
b. liefde voor hulpelozen en ongelukkigen : ’t is mijn kindje van -.
2. Verzw. goede, vriendschappelijke verstandhouding in uitdr. als : in der -ne iets schikken.
II. Metn. [van I 1 b] minnemoeder, zoogster, voedster : de met het kindje op haar arm.