Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 12-02-2020

matras

betekenis & definitie

(ma'tras) v. en o. (-sen; -je) [Fr. < Ar.]

1. Eig. stijf gevulde en op verschillende plaatsen doorgestoken zak in een → bed, om op te liggen slapen : een met kapok, paardehaar, stro, wol, zeegras; een op springveren; spring-; -sen kloppen.
2. Metf. iets dat als onderlaag dient.

< >